Column: ‘Gevaar’ door Ds. Willemien Lammers
Ineens zwom hij vlak voor mij langs: Meneer Carcharias Taurus, oftewel de zandtijgerhaai. Instinctief deed ik een paar stappen terug en stond toen als bevroren stil. Want hij zag er indrukwekkend uit: lange, scherpe haaientanden, een spitse neus, felle ogen, vinnen en een krachtig lichaam. Ik wist: opgepast! Gevaar! En toen moest ik om mezelf lachen. Want meneer Zandtijgerhaai en ik ontmoetten elkaar in het aquarium in Saint-Malo in Frankrijk. En er zat een dikke glaswand tussen ons in. Ik was veilig.
Naast de glaswand hing een bordje met daarop de vraag: “Hoe gevaarlijk denkt u dat een haai eigenlijk is?” Nou, een haai is erg gevaarlijk. Dat weet iedereen. Maar daaronder stonden de cijfers en daar was ik even stil van. De belangrijkste doodsoorzaak voor mensen, wereldwijd, is het verkeer. Elk jaar sterven ongeveer 1,2 miljoen mensen door een verkeersongeluk. Ongeveer 655.000 mensen sterven, wereldwijd en elk jaar opnieuw, omdat ze door een mug gestoken zijn en ziek zijn geworden. Ongeveer 372.000 mensen verdrinken. En de haai? Minder dan zestig mensen per jaar. Dat zijn alle haaiensoorten bij elkaar. De zandtijgerhaai valt helemaal niemand aan. Dat is een goedmoedige haai. Hij eet vissen en inktvissen en kreeften. Alleen wanneer hij gevangen wordt, dan bijt hij van zich af. Geef hem eens ongelijk.
Het is wonderlijk met ons mensen gesteld. We denken van onszelf dat we gevaar goed kunnen inschatten. We namen dagelijks talloze beslissingen, gebaseerd op die zekerheid: wij weten wat gevaarlijk is. Maar dat is helemaal niet zo. Want als we gevaar ontmoeten, dan gaat het signaal rechtstreeks naar het meest primitieve gedeelte van onze hersenen. Naar ons reptielen-brein. En dat oude, primitieve deel van ons brein denkt niet na en kent ook geen emoties. Het reageert alleen maar. Bliksemsnel. Er zijn maar drie opties: wegrennen, of vechten, of bevriezen. Dat laatste overkwam mij bij de ontmoeting met de haai. Doodstil stond ik. In de hoop dat de haai mij niet zou zien.
Angst is een slechte raadgever, zo zegt het oude spreekwoord, en dat klopt. Op iets dat vertrouwd en bekend is, slaat ons reptielen-brein niet aan. Dat negeren we. Ook al is het erg gevaarlijk. En wat we niet kunnen waarnemen, daarvan slaat ons reptielen-brein ook niet aan. Daarom moeten we als kind allemaal goed leren handen wassen en tanden poetsen. Want bacteriën en virussen, die vindt ons reptielen-brein niet gevaarlijk. Maar ze zijn het wel. Ja, ook dat coronavirus. Wereldwijd zijn daar intussen al meer mensen aan gestorven dan aan verkeersongelukken. Nee, ik ben er niet bang voor en ik laat me ook niet bang maken. In de bijbel staat het ook: “Niet bang zijn!” zegt Jezus. Dat is goed advies. Maar ik weet: mijn reptielen-brein heeft het mis. Het coronavirus is wel degelijk gevaarlijk. Ik negeer dus mijn reptielen-brein. En met mijn neocortex, het gedeelte in mijn brein waar mijn verstand woont, kies ik er voor om de regels streng te volgen. Voor mijn eigen veiligheid en voor de veiligheid van de mensen die mij dierbaar zijn.
Willemien Lammers