Column: ‘Opa’ door Ds. Willemien Lammers
Deze week dacht ik aan mijn opa. Hij is al jaren geleden gestorven, maar soms mis ik hem nog. Dan denk ik aan de blijdschap in zijn stem. En de aardbeien uit zijn tuin. En wandelingen in het bos.
Op een dag vonden we in het bos een dode mol. Het diertje was nog niet zo lang geleden gestorven. Het zag er nog mooi en fris uit. Toch vond ik het, klein kind dat ik was, maar een eng beest. Maar opa knielde naast mij neer. “Daar hoef je niet bang voor te zijn,” stelde hij mij gerust, “Het is maar een klein diertje. Kijk eens, wat een mooi vel hij heeft, zo’n glanzende vacht? Kijk eens naar zijn handjes? Mollen kunnen heel goed graven – en ze eten insecten op. Nu is hij dood gegaan, maar dat is niet erg. Alles wat leeft gaat een keer dood. Dat hoort erbij.”Zo leerde opa mij in een paar zinnen een aantal belangrijke levenslessen.
Het leven is mooi en goed. Alles wat leeft, heeft een eigen schoonheid, is op de eigen manier bijzonder. Alles wat leeft wordt gevoed en gedragen door de aarde, waarop het leeft. En de dood hoort bij het leven. Daar hoef je niet bang voor te zijn. Alhoewel ik er eerlijkheidshalve wel bij moet zeggen dat opa meer geduld en liefde op kon brengen voor een dode mol in het bos, dan voor een levende mol in zijn eigen prachtige bloementuin. Daar zag hij ze toch liever niet.
Ik dacht er deze week ineens weer aan doordat ik een artikeltje las over dankbaarheid. Geschreven door een psycholoog. Hij had onderzoek gedaan naar hoe mensen kracht vinden in moeilijke tijden. En zijn conclusie was: je moet dankbaar zijn, want dan gaat het beter met je. Dat zou je eigenlijk elke dag even een paar keer moeten oefenen. Opschrijven waar je dankbaar voor bent. En wanneer je dat maar genoeg doet, zul je vanzelf gelukkiger worden.
Dat had die psycholoog natuurlijk niet helemaal zelf verzonnen. Dankbaarheid is een belangrijk deel van het geloof in God. Maar het rare is: dat vertelde hij er niet bij. Hij had de dankbaarheid losgemaakt uit de context van het geloof. Volgens mij ging er daarmee toch iets mis. Want zo wordt dankbaarheid een gimmick, een kunstje, een trucje om je beter te voelen. En dat werkt niet.
Mijn opa wist wel beter. Hij was een dankbaar mens. En hij wist: echte dankbaarheid betekent verbondenheid. Je bent iemand of iets dankbaar – ergens voor. Dankbaarheid is niet los verkrijgbaar. Dankbaarheid is deel van een groter geheel. Omdat je als mens ook niet los verkrijgbaar bent, maar ook deel van een groter geheel.
Mijn opa voelde zich verbonden met de aarde, met de natuur. Zelfs met een dode mol in het bos. En met de mensen om hem heen, met de samenleving en – met God. En in die verbondenheid was zijn dankbaarheid geworteld. En dat was voor hem, zijn leven lang, een bron van kracht.
Willemien Lammers