Van augustus 1976 tot september 1990 woonden wij in Slootdorp aan de Julianalaan. Uiteraard was ik in die periode ook met het inventariseren van vogels bezig. Dit in het kader van de broedvogelinventarisaties door SOVON (Vogelonderzoek Nederland). Ik was voor deze organisatie één van de coördinatoren en wel voor Noord-Holland boven het IJ. Mijn zoon René maakte ik tot assistent en dat vond hij een hele eer.
Het inventariseren moest ik wel zelf doen en daartoe was het in de broedtijd vaak vroeg opstaan. Alle waarnemingen uit die tijd zijn terug te vinden in de ‘Atlas van de Nederlandse Broedvogels’ die in 1987 verscheen. Niet alleen werden de broedvogels geteld, maar ook de trekvogels. Uiteraard werd ik nogal eens aangesproken tijdens de inventarisaties door dorpsgenoten die wel eens wilden weten wat hun medebewoner met zijn kijker zo ’s ochtend aan het doen was. Ik legde dan uit dat ik bezig was met het inventariseren
van broedvogels.
‘Nou dan mag je wel eens wat doen aan die eksters’, zei iemand. ‘Hoe zo?’ vroeg ik. Het zijn vreselijke beesten en ze pakken heel veel jonge vogeltjes. Het is waar, maar ja een ekster moet ook eten en zijn jongen voeren.
‘Heeft u wel eens gezien hoeveel katten er vrij rondlopen?’ was mijn wedervraag. En weet u om hoeveel paar ekster het gaat in Slootdorp? Dat wist men natuurlijk niet. In die tijd waren er twee broedparen, ieder aan een kant van Slootdorp. Katten die waren er behoorlijk veel, trouwens net als nu in Middenmeer.
Toch hoor ik tegenwoordig de verwijtende toon over de eksters niet meer. Mogelijk vallen de grote groepenkauwen de inwoners van het dorp meer op. Ook dat zijn kraaiachtigen en kraaien zijn zwart. Zou het iets met racisme te maken hebben? Bij het kerkhof is een nest van eksters en regelmatig komen deze vogels in de tuinen kijken. Zoals op 22 juni 2020 toen ik deze foto kon maken.