Theo Moras uit Zijdewind stuurde mij een foto met allerlei witte schimmige diertjes. In eerste instantie kon ik niet zien wat het voorstelde. Dus nam een stukje van de foto en vergrootte dit. Toen werd het mij duidelijker het waren schaatsenrijders.
De schaatsenrijder is een insect dat op het water leeft en loopt. Het lijkt wel op de foto of de dieren onder water zijn genomen, maar dat zal wel niet. Ze jagen in groepjes en als je dat ziet, dan weet je dat het water redelijk schoon is. Dat ze op water kunnen lopen heeft te maken met de oppervlaktespanning. Als het water vervuild is, kan dit insect niet op het water lopen. De oppervlaktespanning is dan verstoord.
Ik herinner mij als voormalig biologiedocent dat ik het verschijnsel ook aan leerlingen liet zien. Ik verklaarde waardoor ze op het water konden lopen. Vervolgens liet ik met een scheermesje zien dat dit ook kon drijven totdat ik een druppel zeep in het water deed. Dan zakte het mesje naar onderen.
Slootjesexcursies zijn voor kinderen geweldig. Als raadslid pleit ik ervoor om via een Centrum voor Biodiversiteit lessen te laten geven door schoolbiologen aan leerlingen uit het basisonderwijs. Kinderen zijn nieuwsgierig en dat kun je stimuleren middels dergelijke excursies. Het is heel spannend om bijvoorbeeld het ‘Schrijverke’ te zien
Aan dit kevertje wijdde de Natuurschrijver Guido Gezellen een gedicht dat ouderen onder ons nog geleerd hebben.
Het Schrijverke: Guido Gezelle 1857
HET SCHRIJVERKE
(gyrinus natans)
O krinklende winklende waterding
met ‘t zwarte kabotseken aan,
wat zien ik toch geren uw kopke flink
al schrijven op ‘t waterke gaan!
Gij leeft en gij roert en gij loopt zo snel,
al zie ‘k u noch arrem noch been;
gij wendt en gij weet uwe weg zo wel,
al zie ‘k u geen oge, geen één.
Wat waart, of wat zijt, of wat zult gij zijn?
Verklaar het en zeg het mij, toe!
Wat zijt gij toch, blinkende knopke fijn,
dat nimmer van schrijven zijt moe?
Gij loopt over ‘t spegelend water klaar,
en ‘t water niet méér en verroert
dan of het een gladdige windje waar,
dat stille over ‘t waterke voert.
O Schrijverkes, schrijverkes, zegt mij dan, –
met twintigen zijt gij en meer,
en is er geen een die ‘t mij zeggen kan: –
Wat schrijft en wat schrijft gij zo zeer?
Gij schrijft, en ‘t en staat in het water niet,
gij schrijft, en ‘t is uit en ‘t is weg;
geen christen en weet er wat dat bediedt:
och, schrijverke, zeg het mij, zeg!
Zijn ‘t visselkes daar ge van schrijven moet?
Zijn ‘t kruidekes daar ge van schrijft?
Zijn ‘t keikes of bladjes of blomkes zoet,
of ‘t water, waarop dat ge drijft?
Zijn ‘t vogelkes, kwietlende klachtgepiep,
of is ‘et het blauwe gewelf,
dat onder en boven u blinkt, zo diep,
of is het u, schrijverken zelf?
En ‘t krinklende winklende waterding,
met ‘t zwarte kapoteken aan,
het stelde en het rechtte zijne oorkes flink,
en ‘t bleef daar een stondeke staan:
“Wij schrijven,” zo sprak het, “al krinklen af
het gene onze Meester, weleer,
ons makend en lerend, te schrijven gaf,
één lesse, niet min nochte meer;
wij schrijven, en kunt gij die lesse toch
niet lezen, en zijt gij zo bot?
Wij schrijven, herschrijven en schrijven nóg,
de heilige Name van God!”
Guido Gezelle (1830 – 1899)
In zijn gedicht Het Schrijverke noemt Guido Gezelle de keversoort Gyrinus natans. Echter Gyrinus natans (of Xenogyrinus natans) is al miljoenen jaren uitgestorven. Het is daarom waarschijnlijker dat de dichter zich heeft laten inspireren door de verwante soorten Gyrinus substriatus of Gyrinus natator.