Irene verloor haar ouders tijdens de oorlog toen zij nog maar een baby was
WIERINGEN – “Kijk, dit is mijn moeder en dit is mijn vader.” Irene Sperber wijst twee mensen op een vergeelde foto aan. Het is het enige wat zij van ze heeft: een trouwfoto van bijna 80 jaar geleden. Haar ouders verdwenen tijdens de oorlog, toen zij nog een baby was. Irene wordt als baby door haar moeder uit handen gegeven aan vreemden. Het is midden in de oorlog en de Joodse ouders van Irene moeten vluchten. Het enige wat haar moeder kan doen, is hopen dat de baby een goed en veilig thuis zal vinden.
Anna Chlebowski en Gerhard Sperber leren elkaar in 1940 kennen in een werkdorp van de Stichting Joodse Arbeid in de Wieringermeerpolder. Een dorp, speciaal opgezet om Joodse jongeren voor te bereiden op een boerenbestaan in Palestina. In augustus 1941 wordt het dorp gesloten door de Duitsers, maar Anna en Gerhard blijven elkaar zien.
Ze trouwen in 1942 in Hengelo en al snel wordt hun dochter Irene geboren. Het is op dat moment al niet meer veilig voor het Joodse koppel en zij besluiten te vluchten naar Frankrijk. Anna laat met pijn in haar hart haar kleine baby noodgedwongen achter bij een verzetsgroep. In Frankrijk sluiten Anna en Gerhard zich aan bij het verzet, maar daar gaat het alsnog mis. Ze worden opgepakt en weggevoerd. Beiden overleven de oorlog niet. De kleine Irene groeit op bij haar onderduikgezin.
De eerste jaren van haar leven heeft Irene geen idee dat het gereformeerde gezin Croeze haar echte familie niet is. Tot haar pleegouders haar als ze drie jaar is de trouwfoto laten zien. Irene tegen NH Nieuws: “Ik zag mijn moeder en dacht alleen maar: ‘oh, wat heeft zij een lief hoofd.’ Ik realiseerde me dat er dus meer was in het leven dan het saaie bestaan dat ik leidde.” Irene voelde dat zij anders was, maar daarover praten deed ze niet. Tot ver in haar volwassenheid bestond haar achtergrond alleen in haar gedachten: “Ik droomde toen ik klein was dat mijn ouders nog leefden. Dan zou ik vast ook leuk speelgoed en mooie jurkjes krijgen. Dat was er allemaal niet bij het gezin waarin ik opgroeide.”
Als Irene 30 wordt, begint ze langzaam maar zeker te praten over haar afkomst. Het is een proces dat wel twintig jaar duurt. Irene moet zichzelf leren kennen, want dat is in al die jaren niet gelukt. Terwijl Irene naar een kinderfoto van zichzelf kijkt, verzucht ze: “Wat is er allemaal wel niet op de schouders van dit kind gelegd?” Op de foto staat een klein meisje met donkere krullen, maar met een weemoedige blik in haar ogen.
Vorig jaar werd duidelijk dat het Joodse werkdorp in Wieringen eindelijk een namenmonument zal krijgen, ter nagedachtenis aan alle bewoners die de oorlog niet hebben overleefd. Irene zou, als laatste directe nabestaande, het monument onthullen, maar dat ging door de coronacrisis niet door. Volgend jaar maart zal het monument alsnog door haar onthuld worden. Voor Irene maakt het niet heel veel uit: zij is blij dat haar ouders herdacht worden en dat hun namen voor altijd genoemd zullen blijven worden. Zij is trots op haar ouders en op wie ze zelf is geworden: “Eerst dacht ik altijd: ‘had me maar meegenomen’, maar nu weet ik: alles is gegaan zoals het moest, het is goed zo.”